Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN8003

Datum uitspraak2003-10-09
Datum gepubliceerd2003-11-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-002510-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft samen met een andere man het slachtoffer ontmoet in een café. Later op de avond hebben ze gedrieën gegeten in een restaurant. Nadat het slachtoffer alleen weg is gegaan, is verdachte haar gevolgd en heeft haar in een stil straatje van achteren aangevallen. Verdachte had zijn broek los en zijn penis bloot. Tussen het slachtoffer en de verdachte ontstond een gevecht, waarbij verdachte verschillende keren op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen en in haar gezicht en handen heeft gebeten. Verdachte heeft een stuk uit het rechteroor van het slachtoffer gebeten. Op een gegeven moment lag het slachtoffer op de grond en zat de verdachte bovenop haar. Hij probeerde toen de riem van haar broek los te maken. Ook heeft hij met twee handen haar keel hard dichtgeknepen ten gevolge waarvan het slachtoffer (korte tijd) bewusteloos is geweest. Verdachte heeft haar hoofd vastgepakt en daarmee op de grond gebonkt. Tijdens de worsteling heeft het slachtoffer een portemonnee en een mobiele telefoon verloren, die door de verdachte zijn opgepakt en meegenomen. Het slachtoffer is na te zijn ontkomen aan haar belager een nabijgelegen café ingevlucht, waar zij om hulp heeft gevraagd.


Uitspraak

Parketnummer: 21-002510-02 Uitspraak dd. : 9 oktober 2003 TEGENSPRAAK Gerechtshof te Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 24 september 2002 in de strafzaak tegen naam [ verdachte] geboren te [geboorteplaats, geboorteland] in 1973 wonende [adres] thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad. Het hoger beroep De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 september 2003 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen. De telastelegging Aan verdachte is telastegelegd dat: (zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II) Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat: (zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III) Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Poging tot: Doodslag. ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde: Poging tot: Verkrachting. ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Diefstal. ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: Zware mishandeling. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De verdachte en het openbaar ministerie zijn in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft samen met een andere man het slachtoffer ontmoet in een café. Later op de avond hebben ze gedrieën gegeten in een restaurant. Nadat het slachtoffer alleen weg is gegaan, is verdachte haar gevolgd en heeft haar in een stil straatje van achteren aangevallen. Verdachte had zijn broek los en zijn penis bloot. Tussen het slachtoffer en de verdachte ontstond een gevecht, waarbij verdachte verschillende keren op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen en in haar gezicht en handen heeft gebeten. Verdachte heeft een stuk uit het rechteroor van het slachtoffer gebeten. Op een gegeven moment lag het slachtoffer op de grond en zat de verdachte bovenop haar. Hij probeerde toen de riem van haar broek los te maken. Ook heeft hij met twee handen haar keel hard dichtgeknepen ten gevolge waarvan het slachtoffer (korte tijd) bewusteloos is geweest. Verdachte heeft haar hoofd vastgepakt en daarmee op de grond gebonkt. Tijdens de worsteling heeft het slachtoffer een portemonnee en een mobiele telefoon verloren, die door de verdachte zijn opgepakt en meegenomen. Het slachtoffer is na te zijn ontkomen aan haar belager een nabijgelegen café ingevlucht, waar zij om hulp heeft gevraagd. Naar de ervaring leert zal het slachtoffer behalve blijvend lichamelijk letsel in de vorm van een beschadigd oor, nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat haar is overkomen. Dit vindt bevestiging in haar verklaring ter terechtzitting in hoger beroep. Op dergelijke ernstige feiten kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Verdachte is eerder door de rechter veroordeeld tot gevangenisstraf terzake onder meer bedreiging, wederspannigheid en diefstal. Over de persoon van verdachte is een rapport opgemaakt door T.S. van der Veer, psychiater, gedateerd 30 juli 2002, waarin zij het volgende concludeert: "Betrokkene lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens zich uitend in persoonlijkheidsproblematiek, dit als uitvloeisel van een retrospectief aanwezige gedragsstoornis op jonge leeftijd. In descriptief diagnostisch opzicht kan de stoornis worden beschreven als een antisociale persoonlijkheidsstoornis en (het hof leest: met) narcistische en theatrale persoonlijkheidstrekken. Verder is er sprake van een cultuurprobleem met een ontbrekende aanpassing aan de Nederlandse samenleving en een ontbrekende behoefte om dit te gaan doen. Tevens heeft betrokkene een neiging tot somatisatie en tot appellerend en manipulerend gedrag. Betrokkene erkent dat er ten tijde van het hem tenlastegelegde sprake was van een alcoholintoxicatie. Hierbij stond zijn persoonlijkheidsproblematiek op de achtergrond. Bekend is dat alcoholmisbruik gepaard kan gaan met (tijdelijk) geheugenverlies, confabulaties en een verhoogde achterdocht. Ook kan de impulscontrole verder afnemen. Het is gezien zijn presentatie tijdens het psychiatrisch onderzoek niet uitgesloten dat dit het geval is geweest en betrokkene zich door de vrouw gekrenkt en afgewezen heeft gevoeld, waarbij door de alcoholintoxicatie, in combinatie met mogelijk medicatiegebruik (de informatie die betrokkene hierover geeft is inconsistent), zijn reeds gebrekkige impulscontrole verder afnam”. Anders dan de psychiater, die concludeert dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is, acht het hof, gelet op de indruk tijdens het onderzoek ter terechtzitting en de schets van de persoon in het rapport, de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Gelet op de illegale status van verdachte is een psychiatrische behandeling van verdachte niet aangewezen. Dat betekent dat het hof in de duur van de straf mede dient te verdisconteren dat de samenleving gedurende langere tijd beschermd dient te worden tegen het gevaar dat van verdachte uitgaat. In samenhang me de andere factoren ziet het hof hierin termen een onvoorwaardelijke straf op te leggen. Met name in de ernst van de feiten vindt het hof grond een hogere straf op te leggen dan door de rechtbank is gedaan. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 242, 287, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 telastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mr Lensing, voorzitter, mrs Van Houten en Koksma, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Apotheker, griffier, en op 9 oktober 2003 ter openbare terechtzitting uitgesproken.